De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 juli 1992 het zogenaamde “zozeer indruist”-criterium geïntroduceerd. Dit criterium houdt in dat “het gebruik van bewijsmiddelen slechts dan niet is toegestaan, als de wijze waarop dit materiaal is verkregen zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden als ontoelaatbaar moet worden geacht”. In het arrest van 20 maart 2015 bevestigt de Hoge Raad dit criterium en vult aan dat de belastingrechter bij het beoordelen van de bruikbaarheid van bewijsmateriaal zijn eigen toetsingskader kent. Indien de belastingrechter met betrekking tot de bruikbaarheid van bewijsmateriaal anders oordeelt dan de strafrechter, dient hij de redenen voor die afwijking in de uitspraak te vermelden.
Klik hier voor het gehele artikel